Lijf is Lijf

And everyone – lost everything
And perished – with the rest.
Laibach, 1987
Lijf – is Lijf 

Sinds ik drie jaar oud was ging ik met mijn ouders en grootouders jarenlang op vakantie naar de bergen. In 1986 maakte mijn opa na één van de vakanties een fotoalbum voor me, waar deze foto uit is. Netjes uitgesneden plakte hij er korte bijschriften onder, getikt op zijn oude typemachine. Een soort ouderwets Instagram voor een heel klein publiek. “De bergbeklimmer op de top” staat bij deze foto. En ernaast: “Bergen, mijn grote liefde, en stenen en water”. Vanaf de eerste vakantie leken me bergen en gletsjers altijd magisch, eeuwig en toch ook onsterfelijk. 

Tijdsprong naar de zomer 2019: 

“De bergbeklimmer op de top van de stervende Hochvogel” zal hieronder kunnen staan. Net voor de zomer las ik dat die berg eraan gaat. Tegelijkertijd las ik in Elias Canettis ‘Buch gegen den Tod’ een stukje dat onsterfelijkheid een lege belofte is, een onberijkbare droom. De illusie ervan, daar moet de mens gewoon maar blij mee zijn. 

Ook streeft ie er voor. 

Uiteindelijk sterft ie daarvoor. 

Als gevolg van vervagende permafrost breekt de Hochvogel uit elkaar. Een groeiende scheur splitst hem in tweeën waar de grens tussen Oostenrijk en Duitsland loopt. De open wond van de berg wordt middels draden bij elkaar gehouden en met verschillende meetapparatuur wordt hij geobserveerd, een plastic zak deed me denken aan een katheter en de hele setting daarboven aan een instelling voor palliatieve zorg. Bergen sterven dus ook. Zelfs begeleidend. De dood maait al lang niet meer alleen gras met een zeis, dacht ik. 

Net terug van de reis vertelde een IJslandse vriend me over een uitvaart die IJsland hield voor hen overleden gletsjer Okjökull. Jökull betekend gletsjer en Ok was zijn naam. Nu heten de restjes nog Ok. Het is de eerste gletsjer met als doodsoorzaak klimaatcrisis. Hoewel ik nog nooit in IJsland was geweest voelde ik spijt voor de gletsjer, een beetje zo als een paar weken daarvoor op de stervende Hochvogel, maar wist het niet te benoemen. (pause) Ecologische rouw is ‘een emotionele reactie in relatie tot (toekomstig) milieuverlies’ (Cunsolo, Ellis, 2018). Of ik het al zo’n sterke emotie zou noemen wist ik niet. Maar het deed iets met me, ook was het een “soort afstandsrelatie” met de gletsjer, in alle betekenisen van die term. Met de permafrost vervaagt ook een potentiëel gevoel of waarneming van herinneringen aan mijn opa, als ik weer eens op een berg sta. Dacht ik. Dat zullen meerdere mensen hebben. Ik vroeg me af hoe je hierover een gesprek zou aangaan en herinnerde me een stuk uit het boek “Virtual Afterlives—Grieving the dead in the 21st century” uit 2014. Een stuk over het dragen van de doden, een stuk over memorial shirts. 

“Memorial Shirts hebben het vermogen om de dood aanleiding voor een gesprek in het dagelijks leven te laten zijn.” Hierdoor functioneren ze als zo genoemde “conversation pieces” over rouw en de dood van een dierbare. In dit geval over ecologische rouw en de dood van een gletsjer. Zo wordt de klimaatcrisis net zo onderdeel van de conversatie.

Maar hoe staat de gletsjer er eigenlijk zelf in? Wil die niet ook iets zeggen? Misschien iets over onsterfelijkheid? Over de menselijke droom ervan? Omdat deze megalomane species denkt dat ze toch alles kan bereiken? Dan zou een cynische gletsjer kunnen zeggen: 

“Hier lig je nu — 

Naarst je vliegend speelgoed. 

In mijn lijf gekropen met je droom van onsterfelijkheid 

Ingebed in ijs.

Maar met mij sterft je droom — 

Nu —

Terwijl ik smelt.”

De doden keren terug.

Als doden. 

Toen 

Toch

Totaal 

Afgekoeld

Nu 

Net

Niet 

Helemaal 

Opgewarmd.

Ze keren terug uit een lijf 

Die langzamerhand 

Verdampend 

Zelf de pijp uit gaat. 

Want. 

In het antropoceen

Is Moeder Aarde door de mens gemaakt vuur

Kun je het ruiken?

Kun je het proeven?

Kun je het zien?

Kun je het horen?

Kun je het voelen?

Het brandt

Rot op met je crematie!

Letterlijk. 

Op-ROTTEN!

Want 

“Uit mijn rottende lijf zullen bloemen groeien 

en ik ben in ze, 

en dat is eeuwigheid.”

Zoals Edvard Munch eens zei. 

Tegenwoordig leeft dit citaat steeds meer: mensen composteren.

Dan is er niet maar één dag in het jaar dag van de aarde maar

Elke dag is dag van de aarde— 

Als je dood bent. 

Mensen maken onderdeel uit van bomen—

Door compost te worden.

Gletsjers vormden de Veluwe— 

Door zand achter te laten.

Het ene duurt zo’n twee maanden, 

Het andere zo’n honderdduizend jaar. 

Stoffelijk overschot zit in beide.

Op dood voglt leven. 

Vormt het een chimaera

Waarvan het oorsprong niet (altijd evengoed) terug te zien is. 

And everybody – lost almost everything

And is cherished – by the rest. 

Lijf – is Lijf 

Na na na nana

Photos during the performance taken by Helmut Dick: